Overleeft onze privacy de wildwest-jaren van het internet?

Wat we onder privacy verstaan, is uiterst rekbaar. Tien jaar geleden waren we met z’n allen nog heel verontwaardigd over het plaatsen van camera’s in de openbare ruimte, maar tegenwoordig vinden we dat de normaalste zaak van de wereld. Er zitten echter grote risico’s aan dit afbrokkelende gevoel van privacy, waar we ook nu al de eerste gevolgen van zien.

Hoe we denken over privacy is vrijwel niet meer te vergelijken met pakweg vijftien jaar geleden. Denk maar aan de introductie van de mobiele telefoon. Toen de eerste toestellen in het straatbeeld verschenen, riepen er nog mensen dat ze zo’n mobiel niet nodig hadden. Bellen kon je immers thuis. En waarom zou je altijd en overal bereikbaar willen zijn? Toch werden die mobieltjes razendsnel populair. Inmiddels heeft iedereen er eentje en heeft vrijwel niemand er bezwaar tegen dat hij continu in contact staat met de rest van de wereld. Nu word je gezien als een hipster als je géén mobiele telefoon hebt.

Beveiligingscamera’s

Een vergelijkbare gewenning zie je op het gebied van je privacy. Toen we de eerste publieke beveiligingscamera’s verschenen, schreeuwden we nog moord en brand. Maar nu we er aan gewend zijn, bekommert niemand er zich nog om. Inmiddels worden zelfs de voordelen van deze camera’s geprezen: ze maken de buurt veiliger en lossen criminaliteit op. Nog duidelijker is die ontwikkeling te zien op het internet. Bedrijven als Google, Facebook en Whatsapp bieden gratis diensten aan en verzamelen daarmee constant gegevens van hun gebruikers. Door slim verbanden te leggen krijgen ze een uiterst gedetailleerd beeld van al die gebruikers en bieden op basis daarvan gepersonaliseerde reclames aan. Vijftien jaar geleden werden we hier heel erg kwaad om, maar tegenwoordig vinden we het de normaalste zaak van de wereld dat we onze persoonlijke data als wisselgeld gebruiken.

Verzekering en privacy

Een deel van je privacy inruilen voor een gratis dienst met gepersonaliseerde reclame is één ding. Maar de interpretatie van wat privacy is, lijkt nu steeds verder te versoepelen. En waar het stopt, is niet duidelijk. Ik heb daar wel zo mijn bedenkingen bij. Laatst las ik dat Kassa had uitgezocht dat ex-kankerpatiënten geen hypotheken meer kunnen afsluiten. Kanker, zo redeneert de verzekeraar, kan altijd terugkomen en een overlijdensrisicoverzekering zit er daarom niet in. En als je zo’n verzekering niet hebt, mag je ook geen hypotheek afsluiten. Dat de dokter een ex-kankerpatiënt genezen en gezond kan verklaren, wordt even vergeten. Ik vind dat een verschrikkelijk gevolg van ons verslapte besef over de waarde van privacy. Volgens mij bestaat er een serieus risico dat dit soort zaken in de toekomst steeds meer gaan voorkomen. Internetbedrijven verzamelen nu gegevens om reclame en marketing te personaliseren. Maar wat als ze die gegevens ook gaan gebruiken voor andere doeleinden? Wat gebeurt er als er databrokers ontstaan, die het nog makkelijker maken om gegevens te koppelen? En wat als wij al onze rechten op privacy dan al lang hebben opgegeven. Dat zijn volgens mij heel reële toekomstscenario’s.

Meren van data

Wie denkt dat de overheid onze privacy wel beschermt, heeft het mis. Het CBP, de instantie die toeziet op de naleving van privacy, heeft niet de mensen en juridische slagkracht om goede privacy-bescherming af te dwingen. Daar komt nog bij dat de wetgeving over privacy ook internationaal niet goed is afgestemd. En bovendien, hoe bereik je overeenstemming over een subjectief begrip als privacy? Daarnaast kunnen persoonlijke gegevens natuurlijk ook nog illegaal verkregen en verhandeld worden. We leven momenteel in de wildwest-jaren van het internettijdperk, omdat wettelijke kaders en standaarden nog grotendeels ontbreken. Het zou goed zijn als we die gaan optuigen. Waarom zouden we bijvoorbeeld bedrijven niet kunnen verplichten om gegevens met een bepaald veiligheidsniveau te beschermen? Alleen als we dit soort regels internationaal met elkaar afspreken, kunnen we echt gaan werken aan een betere privacy-bescherming.